Charles Darwin en evolutie
Goed zijn in overleven is iets heel anders dan goed zijn
Charles Darwin wordt in 1809 geboren als vijfde kind in een gezin van zes kinderen, in een dorpje in het midden van Engeland. Zijn vader is dokter en het is de bedoeling dat Charles zijn vader opvolgt. Maar Charles is niet bepaald een gemotiveerde student en het gevolg is dat zijn studie medicijnen dan ook niet goed verloopt.
Geërgerd stuurt zijn vader hem naar Christ’s College in Cambridge om een dominee te worden in de Anglicaanse Kerk. Dit gaat beter en drie jaar later sluit hij zijn laatste examen in 1831 af met een uitstekend cijfer. Tijdens zijn studie komt hij via zijn neef in aanraking met het verzamelen van kevers. Dit zal een levenslange passie van Darwin worden.
Tijdens de zomervakantie in 1831 krijgt hij de uitnodiging om vijf jaar mee te reizen aan boord van een schip dat de kustlijn van Zuid-Amerika in kaart gaat brengen. Darwin’s taak is om de geologie te bestuderen en om allerlei planten en dieren te verzamelen. Hij neemt de uitnodiging aan en deze reis maakt een enorme indruk op hem en zal de kiem leggen voor zijn latere evolutietheorie.
De komende 23 jaar besteedt Darwin enorm veel tijd en energie aan het zorgvuldig nadenken, opbouwen en uitwerken van zijn ideeën over natuurlijke selectie en de evolutie van het leven. In 1859 publiceert hij zijn meesterwerk On the Origin of Species.
Maar in de loop van zijn leven begint Darwin steeds meer te twijfelen aan zijn geloof en worstelt hij met zingevingvragen. Heeft het leven eigenlijk wel een bedoeling? En als het leven een doel heeft, wat zou dit doel dan kunnen zijn?
Foto: Charles Darwin geschilderd door Laura Russell in 1869